Als twaalfjarige had ik al twee gesloopte fietsen op mijn naam staan door tegen paaltjes aan te rijden. Tijdens wielrentraining was het toentertijd traditie om naar achteren door te geven wanneer er een paaltje aan kwam. Vooraan deze rij wielrenners bestond deze aankondiging nog uit ‘paaltje!’ maar aangezien ik altijd achteraan reed met een vriendin om te kletsen, veranderde dit halverwege de rij in ‘Willeke, paaltje!’ Ha ha. Heel grappig. En broodnodig.
Blauwe plekken
Op mijn veertiende botste ik met een pizzabezorger, vorige week met een andere fietser en twee maanden terug met een auto. Nee hoor, ik ben heel oplettend in het verkeer. En thuis. En overal.
Ik heb nog nooit servies laten vallen, heb nooit blauwe plekken en gekke wondjes van stoten omdat ik me haastig dan wel ongeduldig of als een ongecontroleerd projectiel door ruimtes begeef.
Destroyer of Things
Mijn vrienden noemen me ook niet ‘the Destroyer of Things’. Nee, ik ben heel normaal. Doe nooit onverstandige dingen zoals in bomen klimmen op mijn 27ste en heb nooit een onverklaarbare behoefte om op dingen (of op mensen – met een gebroken sleutelbeen of met een volle bak popcorn) te springen. In het verkeer uit ik nooit kreten van verbazing zoals ‘je zei toch RECHTSAF?’ terwijl mijn stuur verstrengeld raakt in de spaken (of ledematen) van mijn medefietser.
Is dat gevaarlijk?
Ik gooi het vaak op mijn zicht maar eerlijkheid is geboden: ik ben domweg onhandig. Omdat ik vaak simpelweg niet nadenk. ‘Is dat gevaarlijk? Welnee!’ ‘Natuuuuurlijk is het een goed idee om met ogen dicht te fietsen omdat het spannend is om te zien hoe lang ik dit vol kan houden!’ Anders wordt het ook zo saai.
Herkenbaar?
Haha inderdaad! Gelukkig is het niet levensbedreigend geweest, maar handig is anders. Ach, het onderscheid je wel van de rest van de mensen.